Instromend afvalwater
Het verontreinigde afvalwater wordt naar de lichtevloeistoffenafscheider geleid, waar de stroming dankzij het grote volume van het reservoir zo veel mogelijk wordt gestabiliseerd.
Het vormen van de sliblaag
In het reservoir, waar het water langzamer stroomt, zinken de zwaardere stoffen naar de bodem. Deze stoffen komen in de slibvang terecht.
Het vormen van de laag lichte vloeistoffen
Olie en benzine drijven naar boven en vormen daar een laag lichte vloeistoffen, die in de afscheider achtergehouden wordt.
Wat zijn de verschillen tussen de afscheidersystemen A en B?
Lichtevloeistoffenafscheiders van systeem B (vroeger klasse II) werken uitsluitend op basis van de zwaartekracht. Deze afscheiders worden ook olie-/benzineafscheiders genoemd.
In een lichtevloeistoffenafscheider van systeem A (vroeger klasse I) is ook een coalescentiefilter ingebouwd. Het coalescentiefilter verbetert de prestaties van de afscheider, omdat ook de kleinste druppels lichte vloeistoffen worden afgevangen en naar het oliereservoir worden geleid. Een dergelijk filter kan ook worden gebruikt om een afscheider van systeem B om te bouwen naar een afscheider van systeem A.
Automatisch meetinstrument SonicControl
De automatische laagdiktemeter SonicControl met ultrageluidsensor kan de olie- en sliblaagdikte in coalescentieafscheiders en olie-/benzineafscheiders exact bewaken en hierover meldingen versturen. Exploitanten kunnen de werkelijke productie van lichte vloeistoffen zo tegenover controlerende instanties bewijzen en de nodige ledigingscycli buiten de norm optimaliseren.